TOESPRAAK I Directeur Yvonne van Genugten spreekt tijdens Herdenking

Op 23 augustus j.l. sprak de directeur van het Indisch Herinneringscentrum, Yvonne van Genugten, tijdens de Herdenking Japanse Jongenskampen te Bronbeek. Lees hieronder haar toespraak. Meer weten over de Herdenkingen op Bronbeek? Lees hier verder.

Toespraak Yvonne van Genugten, directeur Indisch Herinneringscentrum

Vandaag sta ik hier als dochter van een kampkind, maar ook als directeur van het Indisch Herinneringscentrum. We zijn hier vandaag bijeen om eer te bewijzen aan allen die geïnterneerd werden in Jongenskampen tijdens de Tweede Wereldoorlog in Nederlands-Indië.

De Japanse bezetter bracht ongeveer honderdduizend Nederlandse mannen, vrouwen en kinderen onder in kampen. Aanvankelijk mochten jongens tot een jaar of zeventien nog bij hun moeders blijven. Maar langzaam aan kwam hier verandering in. In het begin van 1943 werden oudere jongens vanaf ongeveer 15 jaar naar mannenkampen overgebracht. Een krap half jaar later waren de jongens vanaf 12 jaar aan de beurt en vervolgens de jongsten. Vanaf halverwege 1944 werden jongens van 10 jaar en ouder van hun moeders gescheiden en ondergebracht in aparte kampen of afdelingen van mannenkampen. Sommigen hadden geluk en kwamen bij hun vader of broer terecht, andere jongens waren helemaal op zichzelf aangewezen.

Het leven in het kamp was hard. Ze werden te werk gesteld, als schoonmakers, in keukens, op het land. Ook moesten ze zieke en bejaarde mannen in de kampen verzorgen en helpen de doden te begraven. Kampen waarin duizenden jongens van tien tot zeventien jaar onder erbarmelijke omstandigheden in leven moesten zien te blijven. Velen overleefden de kampen niet.

Al vele jaren staan we stil bij oorlogsleed. De verhalen van oorlogsslachtoffers worden doorverteld, door henzelf, hun kinderen en kleinkinderen. Allemaal onder het motto: ‘Dat nooit weer!’ Het is treurig te constateren dat er nog geen tijd is geweest waarin er geen oorlog wordt gevoerd. Nog altijd zijn daar ook vele kinderen het slachtoffer van.

De in 2014 overleden Govert Huijser was zo’n kind. Hij was getekend door zijn tijd als kind in een Japans jongenskamp en schreef ook gedichten over zijn ervaringen in het kamp. In 2005 schreef hij het volgende gedicht, dat ik u niet wil onthouden:

Mannen van tien jaar en ouder
De heiho ranselde met welgemikte slagen
Tienjarige jongens achter een legerwagen.
Per onbegrijpelijk decreet waren zij
Verklaard tot man - en mannen
Horen niet meer bij hun moeder.

Hij stond in de rij met in de ene hand zijn teddybeer
Vastgeklemd om de enige nog aanwezige poot
In de andere hand een tasje met daarin
Het laatste restje suiker en wat malariapillen.

Zijn moeder had dat er op het laatst ingestopt
Hij dwong zijn tranen terug
Hij was nu toch man.

Zijn moeder bad en had de intense hoop
Hem ooit weer terug te zien.
Ze had bij zijn geboorte
Zo'n mooie naam voor hem bedacht.

Zij, zij stierf aan ondervoeding en malaria
Ontbeerde pillen die zijn leven redden.

Hij kwam terecht in een Hollands contractpension
Koud, nat, onbehaaglijk en ook niet zo aardig
De hongerwinter was belangrijker in het gesprek
Dan zijn verhaal van zijn – wreed - vertrek.

Over goed en kwaad dacht hij steeds afwijkend
Zijn relaties liepen allen stuk
Drank en drugs hielpen soms, even de werkelijkheid ontwijkend.
Zijn loopbaan mislukte keer op keer
Het enige wat hij miste was zijn oude, éénarmige, zachte teddybeer. 


Directeur Yvonne van Genugten tijdens de Herdenking Jongenskampen, te Bronbeek

Dit is slechts een relaas van de vele verhalen uit de jongenskampen en het blijft van groot belang dat de verhalen worden doorverteld, van generatie op generatie, zoals dat ook vandaag door Kirsten Gieben gedaan wordt.

De Indische herinnering aan de Tweede Wereldoorlog is pluriform. Dat uit zich onder meer in de verschillende herdenkingen en gedenktekens van afzonderlijke groepen. Een van de eerste monumenten die verwezen naar een specifieke groep tijdens de Japanse bezetting is het Monument Japanse Vrouwenkampen, dat een nieuwe plaats op landgoed Bronbeek kreeg. Sindsdien is het aantal Indische gedenktekens flink toegenomen. Ook de Jongenskampen hebben hier een gedenkteken. U kunt hem hier zien. Het is een kleinere uitvoering van het jongenshoge gedenkteken dat op het ereveld Kalibanteng in Semarang staat met de veelzeggende tekst ‘Ze waren nog zo jong’.

Een herdenkingsmonument helpt mensen bij het herinneren aan en herdenken van onze geschiedenis in Nederlands-Indië. Het brengt het leed tijdens de bezetting in herinnering en doet recht aan het verhaal van degenen die er destijds bij waren. Al de verschillende herdenkingen hebben een gedeeld verleden.

Er is altijd een sterke verbintenis geweest tussen de vrouwenkampen en de jongenskampen. De jongetjes waren veelal eerst geïnterneerd met hun moeder in het vrouwenkamp. Later, toen ze ouder dan 10 jaar waren, werden zij wreed gescheiden van hun moeders. En weer later, na de capitulatie van Japan, gingen de jongens op zoek naar hun moeder. Zij verlieten het jongenskamp op weg naar het ongewisse: zou ze nog leven? Zoals we in het gedicht van Govert Huijser weten was zijn moeder gestorven. En velen van hen kenden hetzelfde lot. Sommige oudere jongens gingen vaak op eigen gelegenheid op zoek naar hun moeder, anderen werden met hulp van het Rode Kruis herenigd.

Twee dagen na de capitulatie van Japan riepen nationalisten onder leiding van Soekarno de Republiek Indonesië uit: ze wilden een onafhankelijk Indonesië. Er ontstond een chaotische situatie in het land, die de geschiedenis in zou gaan als de Bersiap-tijd. De jongens en hun moeders,  die tijdens de Japanse bezetting gedwongen in kampen waren ondergebracht, moesten nu voor hun eigen veiligheid alsnog in de kampen blijven. Japanners en Britten probeerden hen te beschermen. Het was een verwarrende tijd. Echter, de jongens waren nu weer geïnterneerd met hun moeders.

De verbintenis tussen moeders en zonen is een hele sterke. Deze kunnen we ook terugzien in de activiteiten van de zoon van Govert Huijser, Paul. Ook Paul is sterk verbonden met zijn moeder, want hij is sinds enkele jaren bestuurslid van de Stichting Japanse Vrouwenkampen. Hij eert hiermee zijn moeder, die haar jeugd in een Japans vrouwenkamp heeft doorgebracht.

De sterke verbintenis tussen moeders en kinderen, het pleit ervoor om na te denken over een verbintenis tussen de twee herdenkingen. Zou het niet mooi zijn om vanaf het jaar 2020 – 75 jaar na het daadwerkelijke einde van de Tweede Wereldoorlog – één gezamenlijk herdenking te organiseren waarin we stil staan bij het gedeelde verleden van de moeders en hun kinderen of zoals in het geval van Paul Huijser het gedeelde verleden van beide ouders.

Tot slot, het is het bestuur van deze herdenking gelukt om, naast de eerste generatie, ook navolgende generaties erbij te betrekken. Zij zijn daar goed in geslaagd, want dat is geen eenvoudige taak. Nu is het belangrijk om moeite te blijven doen om jongeren er blijvend bij te betrekken. Ook volgende generaties hebben immers behoefte om hun familieleed te herdenken. Zij willen graag antwoorden krijgen op hun vragen over het verleden.

Dank u wel.